Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Doe het [60]getier uwer liederen van Mij weg; ook mag Ik uw [61]luiten [62]spel niet horen. 60. Het Hebr. woord betekent allerlei gedruis, en ook menigte, overvloed. Het zingen en spelen was mede van God te dien tijde in zijne uiterlijken dienst ingesteld, maar van hen [als de rest] verdorven door huichelarij en goddeloosheid, en voornamelijk door die snode afgoderij, bij welke zij hun gezang gebruikten. Zie hfdst.8 vs.3. 61. Anders: harpen. 62. Of, melodie, gezang.